Pups en kittens krijgen vlak na de geboorte via de eerste moedermelk (biest of colostrum) antilichamen mee die belangrijk zijn voor hun bescherming. Wij noemen dit maternale immuniteit. Met name de eerste 12 uur na de geboorte zijn cruciaal voor de opname van de antilichamen uit de biest. De antilichamen worden vanuit de darmwand opgenomen in het bloed. De darmwand sluit zich binnen de 48 uur waardoor er op een bepaald moment geen antilichamen meer kunnen worden opgenomen in het bloed.
Indien de teef of poes geen of te weinig antilichamen hebben, krijgen de pups en kittens deze niet via de biest binnen en zijn ze onbeschermd! Deze maternale antilichamen zijn tijdelijk en verdwijnen geleidelijk maar kunnen tot wel 20 weken en bij uitzondering nog langer, aanwezig zijn in het bloed.
Maternale immuniteit kan er voor zorgen dat vaccinaties niet aanslaan waardoor er geen blijvende immuniteit ontstaat. De maternale antilichamen zorgen ervoor dat de verzwakte virussen uit de vaccins worden opgeruimd. Het is dus belangrijk om pups en kittens op het juiste moment te beschermen door middel van een vaccinatie. Hierdoor wordt het immunsysteem geactiveerd waardoor er antilichamen en geheugencellen worden aangemaakt. Geheugencellen zijn niet te meten.